Hoofdstuk 1

 

Hravanid was bezig de oude, ruwharige hond te borstelen, die een beetje uit ongeduld bewoog, het had iets beters te doen leek het, waardoor Hravanid zei: "nog even, ik ben bijna klaar." Maar dan, vanuit haar ooghoek ziet Hravanid een gestalte uit het diepe moeras komen, dat ten oosten van het dorp Warns lag, waar Hravanid was opgegroeid. Haar ouders hadden Hravanid geleerd om niet in het diepe moeras te gaan, omdat de verloren zielen van de doden je onder water en naar je ondergang konden trekken. Even was Hravanid bang dat een van de verloren zielen uit het diepe moeras was gekomen, maar met een snelle blik zag ze een vrouwelijk silhouet uit de waas komen, dat ze herkende als de wijze vrouw, Avaredis. Wie anders durfde alleen het diepe moeras over te steken, niet gehinderd door de verloren zielen, en niet in gevaar te worden weggezogen door de slappe ondergrond van het verraderlijke veenmoeras, dat hoofdzakelijk uit water bestond, niet uit harde grond. Er werd gezegd dat zelfs een groot paard volledig in het veen kon wegzinken, vandaar de naam diep moeras. De ongelukkigen die in het diepe moeras terecht kwamen, zijn nooit meer teruggekomen.

Avaredis was een vrouw van veertig seizoenscirkels oud, had lang kastanjebruin haar, en opvallende donkere ogen. Ze zag er heel anders uit dan de meeste vrouwen in Warns, zoals Hravanid, met haar blonde haar en blauwe ogen. Avaredis had iets mysterieus over haar, en kon je soms aankijken alsof ze in je innerste kon kijken.

Hravanid zei tegen de oude hond dat ze klaar was en riep haar ouders Ódgisl en Reginlind om de komst van Avaredis aan te kondigen. Ódgisl en Reginlind kwamen van achter het langhuis, waar ze bezig waren om het rieten dak te repareren, en begroetten Avaredis met blijdschap, vooral Ódgisl, die wist dat Avaredis kwam om zalf te brengen voor zijn oude wond, die niet goed wilde genezen. "Hoe gaat het nu met je wond, Ódgisl?" Vroeg Avaredis. "Het geneest langzaam maar zeker," antwoordde Ódgisl, "dankzij je zalf." "En dankzij je dochter die ervoor zorgt dat de zalf op de wond wordt gebruikt, want als wij vrouwen het aan jou overlaten, zou je het verwaarlozen tot het vlees van je botten wegrot. "zei Reginlind, waarop Ódgisl opmerkte dat hij door de goden was gezegend met zijn vrouw en dochter om voor hem te zorgen. Avaredis zegt dan “laat mij er maar eens naar kijken”, en Avaredis inspecteerd de wond, en ziet tot haar tevredenhijd dat de wond al bijna genezen is. “Het is vooral de honing die een wond dicht laat groeien,” zegt Avaredis met kennis van zaken, “de andere ingredienten van de zalf hebben een helende en zuiverende werking op de wond.”

Hravanid keek Avaredis vol verwachting aan, maar zei geen woord, uit respect voor de wijze vrouw. Hravanid wist dat de Asen haar hadden uitgekozen om de volgende wijze vrouw te zijn, en het was wat ze wilde zijn, en ze had verlangd naar de dag dat Avaredis haar kwam ophalen, om haar alles te leren wat ze moest weten.

Avaredis zag de vragende blik van Hravanid en vroeg “ben je er klaar voor om mijn leerlinge te worden?” Hravanid antwoordde: "Ik ben geen kind meer, maar een vrouw, en ik heb veertien seizoencycli meegemaakt en ik ben er klaar voor en heb verlangd naar deze dag." "Waar wacht je nog op? Pak je spullen en we zijn onderweg.” zei Avaredis met een glimlach. Hravanid haastte zich naar het langhuis, zocht haar spullen bij elkaar, stopte ze in een zak, hing haar talisman om haar nek, een klein leren zakje met een stuk bot van haar overleden grootmoeder, die haar zou beschermen tegen gevaren, en rende weer naar buiten naar de wachtende wijze vrouw.

Na afscheid te hebben genomen van haar ouders, liep Hravanid met Avaredis naar het diepe moeras, en bij elke stap die ze zette die haar dichter bij het moeras bracht, vervaagde haar opwinding, die werd vervangen door zorgen. Hravanid besefte dat ze door het moeras zou gaan waar haar ouders haar voor hadden gewaarschuwd, de plaats waar de verloren zielen rondspoken en wie weet welk ander gevaar op de loer lag. De stevige zandgrond waarop Warns was gevestigd, veranderde in zachtere zwarte grond en werd natter. Avaredis zei toen tegen Hravanid om achter haar te lopen en haar precies in haar voetstappen te volgen, zich niet te laten afleiden, maar op haar gericht te blijven. Avaredis zei dat ze de weg kende en dat dit het enige veilige pad was om het moeras over te steken. Afwijken van dit pad kon je in de problemen brengen.

Ze gingen verder, met Hravanid nauwlettend kijkend naar waar Avaredis op de nu zachte en soms veerkrachtige ondergrond liep, die soms bij elke stap water onder hun voeten liet opkomen. Hravanid zag nauwelijks verschil tussen het pad dat ze volgden en het omringende veen. Overal waren poelen, riet, en veel kleine heuvels met struiken erop, soms bomen als de heuvel groot genoeg was. Er was een nevel boven het moeras, waardoor het onmogelijk was om ver vooruit te kijken en die de poelen donker en diep maakten. Hoewel Hravanid zich probeerde te concentreren op Avaredis, dacht ze dat ze dingen vanuit de hoeken van haar ogen in de poelen kon zien. Was dat een bot in die poel? Bewoog er iets naast haar? Hravanid’s hartslag ging sneller en angst kroop over haar heen. Het werd niet eenvoudiger met al het kronkelen van het "pad”.

Toen zag Hravanid vanuit haar ooghoek een hoofd uit het moeras steken, en ze kon het niet helpen, maar moest in die richting kijken, waardoor ze niet keek waar ze liep en wat Hravanid het meest vreesde, gebeurde toen. Haar rechtervoet gleed weg en kwam in het water van een van de vele poelen direct naast het pad. Paniek greep Hravanid bij de keel en ze worstelde om haar evenwicht te bewaren, en met al haar macht probeerde ze te voorkomen dat ze helemaal in de poel zou glijden, waarvan ze zeker was dat er een verloren ziel zou zijn, wachtend om haar vast te pakken, en ze jammerde een beetje terwijl ze worstelde om haar evenwicht te bewaren. Avaredis reageerde snel en greep de linkerarm van Hravanid beet en trok haar terug op het pad. "Ik ... ik zag een verloren ziel" zei Hravanid met een trillende stem, maar tegelijkertijd keek ze in de richting waar ze dacht dat ze een hoofd zag, maar besefte nu dat het een oude boomstronk was, begroeid met mos, maar de afgeronde vorm ervan kon gemakkelijk worden verward voor een hoofd.

Avaredis zei met een kalme stem: "Je ziet dingen die er niet zijn, deze moerassen kunnen dat met je doen, maar laat je niet bang maken, want angst is een slechte raadgever. Blijf je richten op het pad dat je hebt gekozen, en het brengt je naar waar je wilt zijn." En dan, op een opgewekte toon,"kom op, volg mij", en Avaredis liep stevig door, met Hravanid dribbelend achter haar aan. Hravanid werd zelfverzekerder, denkend aan de goden en haar grootmoeder die haar beschermde, en nu pas zag ze de miljoenen muggen om zich heen vliegen. Die had ze nog niet eens opgemerkt.

Toen, na een wandeling die vele uren leek te hebben geduurd, ging de nevel weg en werd de grond weer stevig en zanderig en kwamen ze in een heide-wildernis, met hier en daar wat bomen en heuvels. Toen stopte Avaredis en zei tegen Hravanid: "We gaan nu naar de heilige grond en ik zal je meenemen naar de plaats die we Riis noemen, waar het graf van de oude uitverkorene is. Alleen degenen die toestemming hebben van de goden mogen daarheen gaan, en jij bent een van hen. Het is een groot voorrecht.” Plechtig vervolgen ze hun weg, over de lage heuvels met heide, tot Avaredis plotseling stopt bij een kleine heuvel, die er anders uitziet dan de andere heuvels. de heuvel was langer dan breed, en was afgerond, en als je goed keek, kon je zien dat de heuvel door mensen gemaakt was, en niet natuurlijk. Avaredis zegt tegen Hravanid; “Dit is het graf van de oude uitverkorene, wiens naam al lang vergeten is, maar nog steeds bekend staat om zijn macht, verleend door de oude Asen, die zijn stam naar deze landen leidde, waar ze in vrede en voorspoed leefden. Veel grote leiders kwamen uit deze stam, en in het oosten, op de hoge gronden, liggen hun graven als eeuwige monumenten, gebouwd met stenen, bedekt met aarde, zoals degene waar we nu bij staan. Maar latere leiders raakten geobsedeerd door grootheid en wilden grotere graven als monumenten, waardoor hun mensen naar nog grotere stenen gingen zoeken, voor grotere graf monumenten, maar de Asen zagen wat er gebeurde en stopten dit door de stammen uit hun landen te verbannen, en niemand weet wat er van hen is geworden. De Asen staan ons niet toe dat stervelingen doen alsof we gelijk aan hen zijn.” Ze blijven daar een tijdje zwijgend staan, totdat Avaredis zegt: "maar de Asen staan ons wel toe om inzicht te verkrijgen." Haravanid vraagt nieuwschierig “inzicht?” Avaredis zegt ernstig, “ja, de kennisvan het verleden, het heden, en de toekomst. Dit is een magische plek, waar je inzicht kunt bekomen. Let goed op wat ik nu doe, maar wees stil.” Avaredis gaat nu vlakbij de grafheuvel zitten en sluit haar ogen. Dan zegt ze “Woden, geef mij inzicht in de nabije toekomst,” en dan blijft Avaredis stil zitten. Hravanid kijkt geboeid toe, maar na een tijdje vraagt ze zich af of Avaredis niet in slaap gevallen is, zo stil ze daar zit. Maar dan opeens doet Avaredis haar ogen weer open, en kijkt dan strak voor zich uit. Hravanid kan haast niet wachten om te horen welk inzicht Avaredis heeft bekomen, en vraagt dan, “welke inzichten heb je bekomen?” Maar Avaredis steekt haar hand op ten teken dat ze niet gestoord wil worden, en blijft nog even stil voor zich uit staren. Dan zegt Avaredis, “mijn dank o Woden, voor al de inzichten die ik van u gekregen heb.” Avaredis kijkt nu naar Hravanid, die daar met een vragend gezicht staat en zegt, “ik heb vele inzichten in de toekomst bekomen en ik moet nadenken over wat ik gezien heb. Later zal ik je alles vertellen, want ik zag ook jouw toekomst. Maar nu gaan we naar mijn en jouw nieuwe huis” en Avaredis staat op en ze lopen verder over de heuvels begroeid met heide, die dan weer platter worden en de heide veranderd in veenmoeras, maar niet zo moerassig als het diepe moeras was. Ze naderden een bos en toen schrok Hravanid, toen ze voor hen een wolf aan de rand van het bos zag staan die naar hen keek. Hravanid kreeg het koud over haar hele lichaam en haar knieën begonnen week te voelen, maar Avaredis bleef daar rustig staan en keek naar de wolf. Ze zei tegen Hravanid: “Dat is de leider van het wolvenroedel dat hier zijn territorium heeft. Ze observeert je om te bepalen of ze je in haar territorium toelaat ", en meteen nadat Avaredis dit had gezegd, draaide de wolf zich om en verdween in het bos. "Ze staat je toe om haar territorium te betreden", zei Avaredis. “We hebben een stilzwijgende overeenkomst om elkaar niet lastig te vallen, of zich met elkaar te bemoeien, om in vrede naast elkaar te leven, een relatie gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Breek dit vertrouwen nooit en dan hoef je ze nooit te vrezen. Wolven en mensen kunnen naast elkaar leven, maar alleen wanneer mensen hun territorium respecteren.”

Ze liepen door en bereikten al snel de hut waarin Avaredis woonde. Hoewel Avaredis het haar hut noemde, leek het voor Hravanid op een heuvel in de heide. De hut was gebouwd met aarde en heide, op een houten frame en een halve meter in de grond gegraven. Het was rond en had genoeg ruimte voor twee. Boven de lage deur bevond zich een gewei, waarvan Hravanid dacht dat het een edelhertgewei was, maar Avaredis zei dat dit een rendiergewei was, dat bescherming bood aan de bewoners van de hut, en dit gewei werd doorgegeven van de ene generatie wijze vrouwen naar de volgende, en dit werd gedaan sinds de tijd dat rendieren door deze landen zwierven, in de lange wintertijd. Het gewei werd beschermd tegen bederf en weersinvloeden door was, omdat het gewei erg belangrijk was voor de wijze vrouwen. Rendieren bezaten de wijsheid der eeuwen, zoals ze getuige waren van het begin der tijden, toen de goden van weleer de eerste mensen schiepen. De deur was opzettelijk laag, dus iedereen die de hut binnenging, moest voor het gewei buigen en zo respect tonen.

De twee vrouwen gingen de donkere hut binnen en moesten wachten tot hun ogen waren aangepast aan het donkere interieur, hoewel de deur open was. Toen hravanid eenmaal goed kon zien, zag ze alle spullen die over de vloer waren verspreid en aan kleine pinnen in het houten frame van de hut hingen. Hravanid herkende kookgerei, gewone dingen zoals potten en schalen, vijzel en kommen, maar ook vreemde dingen die ze niet herkende. Kruiden waren overal opgehangen om te drogen tussen heilige symbolen. Er was een haard in het midden van de ronde hut, hoewel er ook een haard buiten was, en er was net voldoende ruimte voor twee slaapplaatsen. Hravanid stond daar gewoon vol ontzag, naar alles te kijken en alles in haar gedachten te laten doordringen.

“Hoe vind je je nieuwe huis?” vroeg Avaredis, “het is niet netjes, maar ik ben dan ook geen netjes persoon en ik weet precies waar alles is. Kom, leg je tas met je spullen hier naast je slaapplaats” en Avaredis wees naar een van de schapenvachten. “Zin in een lekker verkwikkend kruidendrankje na de lange wandeling? Ik weet zeker dat je dat hebt, ik begin met het vuur en zet de pot erop. Als jij dan wat brandnetels wilt plukken, alleen de jonge delen van de plant, en kijk onder de bladeren, daar kunnen rupsen zijn, laat die zitten. In de lagere gronden kun je ze vinden onder oude struiken.” Hravanid was nog steeds vol ontzag, kijkend naar de heilige symbolen, en ze registreerde nauwelijks dat Avaredis aan het praten was, en realiseerde zich toen dat ze werd aangesproken en draaide haar hoofd naar Aravedis en zei: “Oh, ja , brandnetels, ik pluk ze wel”, en ze vertrok, terwijl Avaredis herhaalde wat ze net had gezegd.

 

Hravanid en Avaredis zaten aan het vuur, dronken hun brandneteldrank en aten wat gerookt vlees, en nu zag Hravanid de enorme eik, die aan de rand van het bos stond. Het was een machtige oude eik, duizend seizoencycli oud leek het, maar niet zo gezond als vroeger. Er waren veel dode takken in de kroon, met alleen nog flarden van bladeren op verschillende andere takken. Avaredis zag Hravanid naar de eik kijken en zei: "Dat is onze heilige eik, waar de geest van Ermen (de wereld) leeft, dus de boom wordt de Ermenbeam genoemd, maar natuurlijk hebben je ouders je verteld over de Ermenbeam." “Ja," voegde Hravanid toe, "en dat onder deze boom alle familiehoofden samenkomen om onze wetten te erkennen, en gerechtigheid wordt uitgesproken over geschillen en Ermen ziet erop toe dat het correct wordt gedaan."

"Dat niet alleen," zegt Avaredis, “deze boom verbindt midgard, onze wereld, met undergard, de wereld van de doden, met zijn wortels, en ûrgard, de wereld daarboven, waar de goden verblijven, met zijn hoge takken. Deze heilige eik is ook de boom van Eowig, want het werd een heilige eik toen Eowig meer dan duizend seizoenencirkels geleden de wijze vrouw was. Alleen de grootste wijze vrouwen zullen op deze manier worden herinnerd, door de heilige eik naar hen te vernoemen, en die door de goden waren gekozen. En nu is het tijd voor een nieuwe heilige eik, omdat deze oude binnenkort door de geest zal worden verlaten en de eik zal sterven."Avaredis stond plotseling op, keek neer op Hravanid en zei "kom, ik zal je de nieuwe heilige eik laten zien die de oude zal vervangen.” Hravanid stond ook op en liep met Avaredis over de heide over een smal pad dat naar de open heide leidde, waar een eenzame jonge boom groeide. Bij de jonge boom stopten ze en keken ernaar. Het was een stevige, rechte eik, met het onderste deel van de stam kaal, omdat de jonge twijgen afgeknabbeld werden door herten in de winter. Avaredis vroeg Hravanid "hoe oud denk je dat deze eik is?" "Misschien tien seizoenencirkels oud" antwoordde Hravanid. "Deze is veertien seizoenen oud," zei Avaredis op een serieuze toon, "net zo oud als jij, Hravanid.

Het gebeurde toen jij geboren werd, de eikel die hier geplant werd door Ermen, die ontsproot toen je moeder aan het bevallen was van jou. Dit is jouw boom, en gedurende meer dan duizend seizoencirkels zal hij bekend staan als de boom van Hravanid, Hravanid de gekozene, een van de grootste der wijze vrouwen. Dat is jouw toekomst, en de Asen hebben die toekomst gezien.”

Hravanid stond daar vol ontzag en geloofde nauwelijks wat ze net hoorde. Hoe kon dit zo zijn? Ze was maar een jonge vrouw van veertien seizoenencirkels oud. Maar ze wist al dat ze door de Asen was gekozen en daarom was ze niet zomaar iemand. Veel gedachten raasden door Hravanids hoofd. Avaredis observeerde haar, en zei: “denk er niet teveel over na, maar leef in het moment. Je bent nog geen wijze vrouw, je moet nog veel leren en vanaf morgen begin ik je alles te leren wat je moet weten.

 

Die avond lag Hravanid op haar schapenvacht, maar ondanks dat ze moe was van deze enerverende dag, kon ze nog niet slapen. Vele gedachten gingen er door haar hoofd. Al de indrukken die ze in zich opgenomen had, het avontuur van door het diepe moeras lopen, de ontmoeting met de wolvin die de roedel leidster was, en vooral het zien van haar heilige eik. Ze kon zich niet voorstellen dat er over duizend seizoencycli nog mensen onder haar heilige eik konden staan.

Hravanid kwam in een sluimer terecht, en had een korte droom. In haar droom zag ze twee mensen onder een machtige oude eik staan. Een man en een vrouw stonden naar die eik te kijken, en de man zei in een vreemde taal tegen de vrouw, “Dit is de heilige eik van Hravanid”. Hravanid kende die taal niet, maar wist wat er gezegd werd. De twee mensen bij de grote eik zagen er op zich niet zo vreemd uit, de man was blond, met al wat grijs doorvlochten, en een korte baard. De vrouw was wat kleiner en had lang bruin haar, maar beide droegen vreemde kleren, van een model en materiaal welke Hravanid nog nooit gezien had. Maar wat heel bijzonder was aan deze beide mensen, was wat ze op hun hoofd droegen. Beide mensen droegen iets voor hun ogen, iets wat leek op een dik doorzichtig vlies, omspannen door zilverkleurig metaal, met metalen stokjes die naar de oren gingen. Het deel voor de ogen werd ondersteund door de neus, en beide mensen leken door dit vlies te kunnen kijken. Plotseling was de droom voorbij, en verwonderd dacht Hravanid nog even na over wat ze gezien had. Haar laatste gedachten waren dat ze Avaredis morgen ochtend zou vragen wat de droom betekende. Daarna viel Hravanid in een diepe droomloze slaap.

 

Buiten was het al lang licht, maar nog altijd schemerduister in de hut van Avaredis, toen Hravanid haar ogen opsloeg. Ze zag de vele objecten die opgehangen waren boven haar, en haar hoofd draaiend, zag ze ook de vele dingen die er op de grond lagen of stonden. De schapenvacht van Avaredis was leeg, de wijze vrouw was al buiten. Nu herinnerde Hravanid zich de droom die ze had , en ze wilde Avaredis vragen naar de betekenis ervan. Hravanid stond op, en ging naar de deur van de hut, opende die, en knipperde met haar ogen naar het felle licht buiten de hut. Nadat haar ogen aan het licht gewend waren, zag Hravanid de wijze vrouw bij het vuur zitten, stil, bewegingsloos, en met de ogen dicht. Hravanid deed haar mond open om wat te zeggen, maar bedacht zich en zweeg. Ze realiseerde zich dat Avaredis met iets magisch bezig was, en wilde haar niet storen. Avaredis, zonder zich te bewegen, en met nog altijd haar ogen gesloten, zei toen tegen Hravanid, “Kom maar, en zeg wat je me wilt vragen,” waarna Avaredis haar ogen opende en naar Hravanid keek, met een glimlach om haar mond. En nu viel het Hravanid op hoe Avaredis straalde, zoveel, dat Avaredis bijna licht gaf. Het verwonderde Hravanid, en het bracht haar even van haar stuk, maar dan denkt ze weer aan de vragen die ze wilde stellen, en kwam Hravanid bij Avaredis zitten. Hravanid vertelde toen over haar droom, met zoveel detail als ze zich kon herinneren. Avaredis zei daarna direct, “dus jouw heilige eik was een grote machtige boom, en deze mensen zagen er vreemd uit. Dan heb je de toekomst gezien, een verre toekomst, Hravanid de gekozene, en de Asen bevestigen nogmaals, nu aan jou, dat jouw boom tot ver in de toekomst de heilige Ermenbeam zal zijn.” Avaredis peinsde even, en vroeg toen, “weet je nog precies wat die man in je droom zei?” “Nee, niet precies, maar ik weet nog dat de man zei holy oak of Hravanid.” antwoordde Hravanid. Avaredis zei daarop, “die twee mensen moeten dan van het grote eiland Albion komen, en als ze de naam van de boom weten, dan kan het niet anders dan dat ze zoals wij zijn, twee wijzen uit Albion. Of, zoals ze ook genoemd worden, barden, of druiden.” Avaredis keek weer peinzend voor haar uit, en meer tegen haarzelf dan tegen Hravanid zegt ze, “onze oude kennis en wijsheid zal dan toch niet verloren gaan, maar zal voortleven ondanks de verdrukking.” Dan kijkt Avaredis recht in de ogen van Hravanid, en zegt, “en de oude kennis en wijsheid zal voortleven in jou, en jij zult alles weer doorgeven aan de volgende generatie. Maar voor het zover is, voordat jij alle oude kennis en wijsheid bezit, heb je nog een lange weg te gaan. En de voorgaande dag, met het doorkruisen van het diepe moeras, heb je, zonder je het bewust te zijn, jouw eerste voorzichtige stappen gezet op je pad. Het pad dat jezelf, en de goden, voor je uitgelegd hebben. Ook jij hebt voor dit pad gekozen, en je hebt doorgezet, je angst overwonnen, en je hebt jouw pad gezien met je innerlijke ogen. Dit was niet wat je met je uiterlijke ogen zag, maar de ogen die in je innerste, in de andere wereld kunnen zien. Maar dat zal je later wel duidelijk worden, zoals zovele andere dingen die je zal leren.” Avaredis geeft weer een gulle glimlach, en straalt weer, als ze vervolgd, “en vandaag begint je eerste taak als leerling van de wijzen, maar dat komt later, eerst maar eens wat eten. Ik heb zelf ook nog niets gehad.” Maar Hravanid dacht nog niet aan eten, maar wilde eerst de honger van haar nieuwsgierigheid bevredigen, en vroeg aan Avaredis, “was je met iets magisch bezig? Komt het daardoor dat je zo straalt?” “Magisch?” reageert Avaredis lachend, “zo zou je het kunnen noemen. Ik heb mijn ochtend ritueel uitgevoerd, de vier windstreken gegroet, en vrede gewenst aan de vier windstreken. Daarna heb ik mijn innerlijke kracht aangesproken, met het stralende lichaam ritueel. Jij zult dat later ook gaan doen, maar dat komt later. Je hebt een andere taak voor vandaag, maar dat leg ik je uit nadat je wat gegeten hebt.”

Hravanid en Avaredis eten en drinken bij het vuur, en nu verteld Avaredis aan Hravanid wat ze gezien heeft gisteren bij de grafheuvel. “Gisteren, bij de grafheuvel” begint Avaredis te vertellen, “zag ik Woden, en Woden liet me zien wat de toekomst brengt, vooral jouw toekomst. Ik zag een man met een priester gewaad en een gouden kruis in zijn hand komen met gewapende mannen. Die priester beval de mannen om mij te doden. Dan hakken ze de Ermenbeam om. Dan zag ik een grote zwarte wolf aan jouw zijde. Dan zag ik een oude krijger die jou een handboog geeft. Die oude krijger heeft een zwaard met runen er in gekerfd, waarvan sommigen bang worden als ze het zien. Dan zag ik jou en die oude krijger als leiders van een leger van mensen van hier, vechten tegen een vreemd leger op een wier. Een vreemd leger dat gekomen was om ons te onderwerpen, en van ons christen te maken, maar hun heilige huis zal branden…….Woden liet me zien waarom jij de gekozene bent. Jij bent het die ons volk zal behoeden voor onderwerping door vreemde legers.” Hravanid zat daar met open mond naar Avaredis te kijken, en wist niet wat ze moest zeggen. Avaredis ziet het en zegt dan “maar dat is de toekomst, we leven nu en hier. Er zijn nu ook taken te doen en dat is ook belangrijk.” Hravanid doet haar taken plichtmatig, maar met haar hoofd is ze bezig met datgene wat Avaredis haar net heeft verteld.

Dan, als alle taken gedaan zijn, zitten Hravanid en Avaredis weer op de grond, waarna Avaredis begint met uit te leggen wat Hravanid’s eerste les zal zijn. “Zoals je weet,” begint Avaredis, “is alles wat je ziet, wat er om ons heen is, alles wat leeft, heilig. De Asen hebben dit alles gemaakt, en wel zo dat we in deze wereld kunnen leven en bestaan. Alles hangt samen, niets is onbelangrijk in het geheel, zelfs het kleinste haartje op je huid is van belang, de kleinste wezens, zoals een luis is van belang. Alles is geschapen voor een doel, een doel wat meestal alleen de Asen kennen. Daardoor is alles heilig, maar sommige plekken zijn nog meer heilig dan andere, zoals onder de Ermenbeam. Ook deze plek waar wij nu zitten is heilig, het is mijn heilige plek waar ik ben wanneer ik uit mijn innerlijke kracht put, met mijn innerlijke ogen in de andere wereld kijk, en waar de wijsheid vandaan komt die ik gebruik. Ook jij, Hravanid, hebt een eigen heilige plek nodig, waar je jouw innerlijke kracht zal vinden, waar je de wijsheid zal vinden om alles te kunnen leren wat je moet weten. En nu gaan we die plek zoeken, en jij zult die plek vinden. Een plek die jou het gevoel geeft dat het de juiste plek is. Het geeft niet wat voor plek het is, onder een grote boom, bij een poel, of een kleine open plek in het bos. Alleen jij kunt die plek kiezen, niet ik. Ik zal je vergezellen op je zoektocht, want je kent dit gebied nog niet en zou kunnen verdwalen. Maar jij leid de zoektocht. Kom, we gaan,” en Avaredis staat op. Hravanid staat ook op, denkt even na, en zegt, “dus ik zoek een plek die mij het gevoel geeft dat het mijn heilige plek is. Maar ik weet niet hoe ik dat kan voelen, of hoe ik die plek kan ontdekken.” Avaredis zegt dan kalm, “wees gerust, wanneer je jouw plek vind, zul je het weten. Kom, we gaan.” De twee vrouwen beginnen te lopen in een willekeurige richting. Eerst loopt Hravanid, gevolgd door Avaredis, richting de open heide, maar dan loopt Hravanid richting het bos, om dicht struikgewas heen, en komt tussen de bomen. Dan staan ze stil, en kijkt Hravanid om zich heen. Dan weer verder, soms van richting veranderend, dan weer stilstaan om rond te kijken, dan weer verder, totdat ze bij een kuil in de grond komen, omringd door bomen. Eigenlijk is het geen kuil, want de grond is hier erg oneffen, en aan één kant is de wand van de kuil wat steiler en hoger dan de andere kant. Hravanid loopt tot in de kuil, maar Avaredis blijft staan, want ze weet al dat Hravanid deze plek zal kiezen. Hravanid kijkt rond in de kuil, observeert datgene wat er in is, meest gras en afgevallen takken van de bomen die rondom de kuil staan. Dan kijkt Hravanid op naar Avaredis, en zegt, “dit is het, dit is mijn heilige plek, ik voel het!” “Ik weet het, en ik wist dat je deze plek zou kiezen toen we deze richting uit liepen. Dit is een heilige plek, en het zal jouw heilige plek zijn. Hier zul je jouw innerlijke kracht vinden, en de wijsheid die je nodig hebt als wijze vrouw. Ik zal je nu eerst helpen om de kuil op te ruimen, daarna zal ik je het initiatie ritueel uitleggen dat je hier zult doen. Wil je alle dode takken uit de kuil weghalen? of wil je er wat laten liggen of anders neerleggen? Mischien wil je wat toevoegen, iets dat deze plek speciaal maakt voor jou?” Hravanid denkt even na, en zegt, “Ik haal alle takken weg, op vier na. Deze vier takken steek ik in de grond, en wel zo dat ze de vier windstreken aangeven. “ Even staat Avaredis perplex, dan zegt ze ernstig tegen Hravanid, “jouw wijsheid overstijgt nu al die van gewone mensen, en je laat dit nu zien door wat je besloten hebt. Vele wijzen gebruiken takken in hun heilige plek om de vier windstreken aan te geven, op aangeven van diegene waar ze van geleerd hebben. Maar jij hoeft niets verteld te worden, jouw wijsheid zorgt er voor dat je zelf al op dit idee komt. Ik zal je precies laten zien hoe je de vier windstreken kunt vinden, en dus waar de takken in de grond gestoken kunnen worden. Kijk naar de stammen van de bomen, en zie waar het meeste mos groeit. Dat is het noorden, en waar het minste mos groeit is het zuiden. Dan weet je ook waar het oosten en westen zijn.” Na deze aanwijzing is het niet moeilijk voor Hravanid om de vier windstreken te vinden, en ze steekt de vier takken op hun plek in de grond. Dan kijkt ze naar Avaredis, die tegen haar zegt dat ze nu naar het midden van de kuil moet gaan en daar te zitten. Dan zegt Avaredis “ik zal je nu vragen stellen die je moet beantwoorden, en je mag de Asen vragen om je bij te staan.” Hravanid knikt plechtig, en zegt dan “o Woden, sta mij bij in dit belangrijke moment.” Avaredis is even stil, en vraagt dan aan Hravanid “wil je de volgende wijze vrouw zijn om later mijn taken over te nemen?” “Ja” zegt Hravanid zonder aarzelen. Dan vraagt Avaredis “zul je onze oude wetten en gewoonten respecteren, en ons volk helpen om hetzelfde te doen? Zul je samen met de Asen werken, en luisteren naar de wijze woorden die ze jou zullen brengen? Zul je de Ermenbeam beschermen zolang je leeft? Zul je de mensen van ons volk helen wanneer ze dat nodig hebben?” Op alle vragen antwoord Hravanid met een volmondig “ja”. “Goed” zegt Avaredis, “dan help ik je nu met een speciaal ritueel, een ritueel dat je innerlijke kracht zal geven waaruit je altijd zal kunnen putten wanneer dat nodig is. Alleen wij, de wijzen, kunnen dit doen. Luister goed Hravanid. Sluit nu je ogen. Adem rustig in en uit. Voel de bries die bij je langs gaat. Ruik de boslucht. Luister naar het ruisen van de wind in de bomen. Richt je nu op je hartslag, voel je hart kloppen, en voel je ademhaling…...Voel nu de grond waarop je zit……….Voel de kracht van de grond………….Voel nu de kracht van de grond opgaan in je lichaam………..Wordt een met die kracht……….Houd je ogen dicht, maar kijk nu met je innerlijke ogen en kijk om je heen.” Nadat Avaredis zei, voel de kracht van de grond, kon Hravanid ook echt de kracht van de grond waarop ze zat voelen, en in haar lichaam omhoog komen. Het was een geweldig gevoel, het gaf haar kracht, zoveel als ze nog nooit gevoeld had. En het was verkwikkend, en ze voelde alsof ze de hele wereld aan kon. Het maakte haar ook intens gelukkig. En ze deed wat Avaredis tgen haar zei, en hield haar ogen dicht, maar plotseling veranderde het zwart en werdt lichter, en opeens zag ze het bos, de kuil waar ze in zat. En ze keek om haar heen, zag de bomen, en Avaredis naast haar. Ze hoorde een zangvogel in een boomtop en keek omhoog naar de zangvogel, en ze wilde dicht bij de zangvogel zijn. Hravanid steeg op, totdat ze op gelijke hoogte was met de zangvogel. Ze keek om haar heen, en zag de boomtoppen. Daarna wou ze nog hoger, en ze kwam tot boven de boomtoppen, en ze zweefde over het bos, en met een cirkel ook over de heide. Het voelde geweldig, en ze wou dat ze dit altijd kon doen. Maar dan hoort ze de stem van Avaredis, helder, maar toch ver weg, zeggen dat ze weer haar hartslag moet voelen, en naar haar ademen moet luisteren. Opeens is alles weer zwart, ze voelt haar hartslag, en hoort haar ademen. Dan voelt ze ook weer de grond onder haar. Hravanid opend haar ogen en kijkt Avaredis aan, maar zegt geen woord. Avaredis zegt dan, “Hravanid de gekozene, vanaf nu ben je een wijze vrouw. Je hebt iets gedaan dat alleen de wijzen kunnen. Ik kon zien hoe je begon te stralen, en ik wist dat je met je innerlijke ogen kon zien. Je straalt nog steeds, voel je de kracht van de grond ook nog steeds?” “O, ja” antwoord Hraanid, “en het was geweldig! Ik kon met mijn innerlijke ogen zien, en hoorde een zangvogel in een boomtop. Daar ben ik toen heen gegaan, en daarna ging ik over het bos en de heide. Het was...het was..onbeschrijfelijk.” Avaredis kijkt ernstig nu, en zegt “zo ver had je nog niet moeten gaan, je bent verder gegaan dan eigenlijk goed voor je is. Het is maar goed dat ik er bij was, want je kunt jezelf verliezen als je zoiets doet. Je kunt zelfs tot in urgard komen, en dat staan de Asen niet toe. Wees voorzichtig de volgende keer.” Hravanid beloofd plechtig dat ze de volgende keer voorzichtig is. Dan zegt Avaredis “later als je meer ervaring in dit ritueel hebt, dan kun je zo ver gaan als je maar wilt, zolang je maar in Midgard blijft. Kom, we gaan terug naar huis, dan vertel ik je over alle Asen die er zijn, ook de Asen die je nog niet kent.”