Hoofdstuk 2

 

Enkele weken gingen voorbij en Hravanid was een enthousiaste en slimme leerling. Avaredis en Hravanid werden vrienden, bijna als familie, en Hravanid zag Avaredis als haar oudere zus die ze volledig kon vertrouwen.

Op een ochtend vertrokken ze voor een reis naar het noorden, om een familie van boeren te bezoeken die samen op een wier woonden, een van de vele door mensenhanden gemaakte bulten van klei, mest en afval, verspreid over de getijdenvlaktes, droog in de zomer, maar vaak in de winter, en vooral met stormen, overspoeld door het zoute zeewater. Hravanid had erover gehoord, maar nooit de kleivlakten gezien.

Voordat ze vertrokken, had Avaredis een homp brood en wat boter in haar draagzak gedaan, en een speer genomen, een speer die meest werdt gebruikt om te vissen. Ze liepen daarna in noordelijke richting, door ruige wildernis. Bossen, afgewisseld door heide, liep over in veengrond, maar niet zo drassig als het diepe moeras. Dan wordt de grond weer zanderig, en gaat het een beetje omhoog, totdat ze bij een grote steen komen op de top van een lage heuvel. “Dit is Harch,” zegt Avaredis, “een zeer heilige plek. Op Harch offeren we aan de goden, en nu gaan we een offer brengen aan Nord.” Hravanid wist dat Nord de Ase van wind en water was, die samen met Ertha de kleivlakten gevormd had, en nog steeds deed. Avaredis haalde het brood en de boter uit haar draagzak, en legde dit op de grote steen. Daarna legt Avaredis de speer ook op de steen, en vraagd ze om een veilige doorgang door de landen die door Nord werden geregeerd, omdat hij het was die besloot wanneer de stormen en de overstromingen kwamen over de vlakten en samen met Ertha, de godin van de aarde, werkten ze samen om meer zand en klei over de vlakten te brengen. Dit gebeurde al zo lang als de mensen zich konden herinneren en het maakte het voor mensen mogelijk om op deze gebieden te leven, wat alles behalve een gemakkelijke plek was om te overleven. Maar de grond was rijk en vruchtbaar voor landbouw en veeteeld.

Avaredis en Hravanid zouden de familie bezoeken, die de wijze vrouw nodig hadden om een zegen van de goden te vragen voor een nieuw te bouwen langhuis. Avaredis wilde ook een kijkje nemen bij de nieuwe buren van deze familie, die in het voorjaar waren aangekomen. Ze leken uit het zuiden te zijn gekomen en noemden zichzelf Friis, en, verontrustender, waren christenen, die de nieuwe religie aangenomen hadden, die zich nu verder verspreidde naar het noorden. Toen Avaredis dit aan Hravanid had verteld, had de wijze vrouw een beetje bezorgd gekeken.

De twee vrouwen liepen daarna verder, over een duidelijk zichtbaar pad dat de oude weg werdt genoemd. De mensen die op de kleivlakten woonden kenden de oude weg, en wisten zo de Harch te vinden om te offeren aan de goden. Even verder kwamen de twee vrouwen weer in een drassig veengebied. Rechts van hen rees een grote veenhoogte op die een wat bolle vorm had en waar vooral veenmos op groeide. Avaredis vertelde Hravanid dat het onmogelijk was om over zulke veenhoogtes te lopen, omdat je wegzonk in de zeer slappe bodem. Het was vooral het water dat door het veenmos werdt vastgehouden dat de hoogte kon bestaan. Ze kwamen bij een klein stroompje en volgden het. En daar waar het stroompje breder werdt, zagen ze bootjes die op de walkant waren getrokken. Avaredis zei tegen Hravanid dat ze vanaf dat punt met de boot zouden varen, omdat deze stroom hen naar de kleivlakten zou brengen.

Ze gebruikten palen om de boot vooruit te bomen, waarbij de stroming van de beek hen slechts een beetje hielp, omdat er in de zomer niet zoveel regen was om een goede stroming te veroorzaken. Ze gingen door een wild veengebied, en na enige tijd stroomde de beek in een rivier, die de Fluus werd genoemd, en ze gingen weer naar het noorden. Het was een mooi gebied met veel wild, watervogels, otters en bevers. Maar dan, vrij plotseling, veranderde het landschap en werden de soms hoge oevers van veen lager en minder wild, totdat het landschap bijna zo laag was als het water in de rivier. Nu konden de twee vrouwen sporen van menselijke activiteit zien, bomen die waren omgehakt, veenmoeras dat was ontgonnen en hier en daar een meertje of poel. Ze waren een zijstroom ingevaren, maar na een tijdje liep de boot aan de grond en konden ze niet verder met de boot, maar moesten ze verder lopen.

Na enige tijd gelopen te hebben, zagen ze velden met gewassen, en een wier iets naar rechts, en een veel grotere links, met verschillende gebouwen erop. Avaredis leidde de weg naar de kleinere wier, en werd al snel opgemerkt door de mensen die daar woonden. Avaredis en Hravanid kwamen aan op de wier, die bijna 4 meter hoog was, met enkele kleine gebouwen erop, sommige rond als hun eigen hut, andere rechthoekig, een poel midden op de wier en een hoop afvalhout waar eerst een langhuis had gestaan, het grootste deel van die plek was bedekt met klei, mest, veen, afval en al het andere dat beschikbaar was. Naast het overdekte puin lagen grote houten palen, op een hoop liggend, klaar om te worden gebruikt voor het bouwen van een nieuw langhuis, dat misschien vijftig seizoencircels zou staan, als het langhuis nooit in brand zou vliegen vanwege het vuur uit de haard. Vee, enkele varkens, kippen en een paard graasden aan de voet van de wier. Het was niet alleen het gezin dat op de wier woonde, er waren ook familieleden die op andere wieren woonden om het nieuwe langhuis te helpen bouwen, dat snel moest worden gebouwd voordat de winter kwam, met oogsten tussen de bouwwerkzaamheden door.

Abbo en Hildigard kwamen de wijze vrouw en Hravanid ontmoeten en wilden alles weten over de leerling van de wijze vrouw.

Na hartelijke begroetingen vroeg Avaredis of de botten van de voorouders allemaal rond het oude langhuis waren uitgegraven, en ze herinnerde Abbo en Hildigard eraan hoe belangrijk het is om geen enkel bot voor het ritueel te vergeten. Als één bot ontbrak, zou het langhuis niet worden beschermd door de voorouders, noch door de goden. Avaredis stelde voor om het ritueel de volgende ochtend vroeg te beginnen, bij zonsopgang.

De familie had eerder al een varken geslacht en het vlees gezouten en in de wier begraven om het te bewaren, maar veel ervan werd nu uitgegraven voor het avondeten.

Na het avondeten vroeg Avaredis naar de nieuwe buren en Abbo vertelde haar wat hij van hun te weten was gekomen. “Deze buurman, die zichzelf Harinck noemd, en een Friis uit de landen van het Frankische rijk, kwam hier vroeg in het voorjaar met twee schepen over de rivier de Bordne. De schepen waren beladen met hout, voorraden en wat vee, maar één schip is al teruggestuurd om meer voorraden te halen, waaronder enkele mooie paarden. Deze Harinck zegt dat hij een afstammeling is van een adellijke familie en me zelfs een ouderwetse fibula liet zien om het te bewijzen, alsof dat iets zegt. Wij hebben ook van dat spul hier en daar begraven op onze wier, maar dat is meestal koper, geen goud, zoals de fibula van Harinck. En deze Harinck gedraagt zich alsof hij een hoge nobele is. Hij zal nog meer mensen en slaven naar zijn wier brengen, en heeft grote plannen om de rest van het veen naar het zuiden te cultiveren en daar boerderijen te bouwen. Maar wat ons zorgen baart, is dit. Hij heeft het gehad over het bouwen van dammen en dijken om verschillende wieren met elkaar te verbinden, zodat in de winter, wanneer de zee met haar vloed komt om meer vruchtbare klei op de vlakten te brengen, mensen nog steeds van de ene plaats naar de andere kunnen reizen." "Nord zal dat niet goedkeuren,"zei Avaredis, “hij helpt ons mensen van de vlakte door het water over de vlakten te laten stromen, en zolang we het toelaten, zorgt Nord ervoor dat de wieren veilige plaatsen zijn om op te leven, door het water niet op te zwepen tot verwoestende vloeden, maar als het water niet meer vrij kan stromen, zal Nord zijn woede op ons ondankbare eigenwijze mensen loslaten. Weet Harinck dit niet? Zeker, zijn voorouders kenden onze goden ook en aanbaden ze." En Abbo voegt daaraan toe "hij noemt zichzelf een christen en zegt dat alle oude goden geen macht meer hebben, alleen zijn god. Harinck wil de wildernis cultiveren en voorkomen dat de zee het land overstroomt, zodat het land beter kan worden gebruikt voor landbouw. Allemaal voor de glorie van zijn god, maar hoe zit het met onze goden?" "Onze goden zullen er niet gelukkig mee zijn," antwoordde Avaredis,"en zij zullen hun woede loslaten op degenen die het wagen de goden boos te maken, maar iedereen zal lijden vanwege de dwaasheid van sommigen." Avaredis zweeg even en zei toen: "Als ze erin slagen dammen en dijken te maken om de natuurlijke stroming van het water te stoppen, zal Nord zijn woede op ons loslaten en zware stormen en overstromingen veroorzaken, overstromingen die de dijken zullen vernietigen die dwaze mensen hebben gemaakt. Mensen en dieren zullen verdrinken. En het zal gebeuren, en deze dwazen zullen tevergeefs tot hun god bidden, om de stormen en overstromingen te stoppen, maar dat zal het alleen maar erger maken. Soms denk ik dat deze christelijke god Loki is, maar zijn volgers weten het niet, omdat Loki hen voor de gek houdt, en dit is wat Loki altijd heeft gedaan. Misschien is het de manier van Loki om meer macht te krijgen, misschien wil Loki Asgaard overnemen en de belangrijkste god worden, Asgaard overnemen van Woden.” Toen zweeg Avaredis opnieuw, bezorgd kijkend, alsof ze dit al kon zien gebeuren, en ging toen verder, "Laten we hopen dat de goden in Asgaard het bedrog van Loki zullen zien, en hem laten stoppen." Hravanid luisterde gespannen en zag de bezorgde uitdrukking op het gezicht van Avaredis, en met wat Avaredis hier zei, maakte ze het bijna een feit dat Loki hier achter zat. Avaredis had met Hravanid over het nieuwe christelijke geloof gesproken en hoe de mensen werden onderdrukt door het Christendom, en dan vooral de vrouwen, die werd verteld mannen te gehoorzamen, en mannen moesten de leiders van deze religie gehoorzamen. Deze leiders, voornamelijk de bisschoppen, beval de mensen om een bepaald bedrag van hun opbrengst, of geld, aan de kerk te geven, zoals hun gemeenschap heette, en nog belangrijker, landeigenaren werden verwacht delen van hun land aan bisschoppen weg te geven, of aan kloosters, die hierdoor soms rijk en machtig werden. Bisschoppen werden vaak benoemd door de Frankische heersers, voornamelijk om politieke redenen, en waren vaak familieleden van deze Frankische heersers en bondgenoten in tijden van oorlog. Hoe meer land een bisschop bezat en alle mensen bezat die in deze landen woonden, hoe machtiger zo’n bondgenoot zou kunnen zijn, en goederen, wapens en soldaten aan het leger van die heerser toevoegen.

Dit alles werd verteld door Avaredis, die haar informatie kreeg van andere wijze mannen en vrouwen tijdens hun bijeenkomsten, die om de zeven seizoencirkels werden gehouden. Op deze bijeenkomsten kwamen alle wijzen van elke stam samen, de Frisii, de Dani, de Saksen, de Franken en alle andere stammen, die nu in de vergetelheid raakten toen ze zich in grotere stammen verenigden. Maar de bijeenkomsten hadden de laatste tijd minder deelnemers, omdat de oude religie onderdrukt werd door de christelijke kerk en wijze mensen soms werden gedood of onbelangrijk werden, en onnodig raakten wanneer een stam zich bekeerde tot de christelijke religie. Van de Franken waren er al lange tijd geen wijzen meer, en meer recent, van de Frisii, kwam er ook niemand meer. De meeste wijzen die de bijeenkomsten nog bijwoonden, waren Saksen, sommigen waren Dani. En van de stam waar de meeste mensen van de kleivlakten afstamden, de Angels, waren opgegaan in de Saksische stam, of waren lang geleden de zee overgestoken naar het land aan de andere kant, Britonie genaamd. Maar de meeste Angels en Saksen daar waren ook christen geworden, en de relaties met hen waren anders geworden, meer zakelijk als familiair. Communicatie tussen verschillende stammen werd hoe dan ook moeilijker, omdat alle verschillende dialecten van de oude taal zich verder ontwikkelde. De taal van de Angels, die eigenlijk hun taal ‘Angels’ noemde, dreef weg van de taal die werd gesproken door de mensen van de kleivlakten. De taal van de Frisii was nu een dialect van de taal van de noordelijke Franken, terwijl de meer zuidelijke Franken een Romaanse taal spraken.

Hravanid werd even afgeleid door haar gedachten, maar concentreerde zich daarna weer op de discussie, toen Avaredis vastbesloten zei dat ze een gesprek met deze Harinck zou hebben.

Toen ging het gesprek verder over het leven op de wier, de goede oogsten van de laatste tijden, die de goden de mensen schonken, en de winters minder koud maakten, wat een groot verschil maakte. In het verleden, toen de winters hard waren, stierven veel mensen van de kou, ziekte en soms hongersnood, omdat de winters lang waren en de zomers nat en stormachtig. Maar het klimaat was verbeterd, en mensen hadden het goed, en nog belangrijker, minder kinderen stierven aan ziekten, en meer kinderen overleefden om volwassen te worden, waardoor de bevolking groeide. En er kwamen nu mensen uit het zuiden, zoals Harinck en zijn familie, die ook slaven meebrachten en vrije mensen die aan de familie verbonden waren en voor hen werkten, waarbij de mannen ook soldaten waren als dat nodig was.

‘S Avonds kregen Avaredis en Hravanid een van de grotere ronde gebouwen, waar twee warme schapenhuiden werden neergelegd om op te slapen. Abbo en Hildigard sliepen buiten, net als hun familieleden, alleen de kinderen sliepen in een van de andere gebouwen.

 

De volgende ochtend vroeg, na een ontbijt met schapenkaas en brood, begon Avaredis aan het ritueel, waarbij Hravanid assisteerde, maar vooral elk detail van het ritueel observeerde om uit het hoofd te leren. Hravanid gaf alle botten van een overleden voorouder uit het gezin door, helemaal niet gehinderd door het feit dat deze botten ooit van een mens waren, maar de botten als heilige relikwieën beschouwde, die bescherming gaven aan de mensen die in het huis zouden wonen waar de botten werden begraven. Elk bot had zijn eigen uitgegraven gat en werd in het gat geplaatst nadat Avaredis het hoog had gehouden en de goden gevraagd om de overleden voorouder te helpen het nieuwe langhuis te beschermen tegen gevaren en vijanden. De gaten werden uitgegraven rond de plaats waar de nieuwe lange huismuren zouden worden geplaatst, gemarkeerd door stokken in de grond. De botten zouden net buiten de muren zijn en het huis volledig omringen, behalve daar waar de ingang van het huis was. De ingang zou een stuk hout hebben met daarop de naam van de overleden voorouder, wiens botten het huis beschermden, in runen gesneden. Deze botten werden verkregen door een dood familielid, meestal de oudste persoon, neer te leggen aan de voet van de wier, waar aaseters het vlees van de botten zouden opeten. Wanneer al het vlees van de botten was verwijderd, werden ze gewassen in zout zeewater, wat ook hielp om de geur ervan zoveel mogelijk te verwijderen, zodat later de honden de botten niet zouden opgraven. Vervolgens werden de botten in een kist bewaard, totdat ze werden gebruikt voor de rituele begrafenis rond een huis.

Nadat alle botten door Avaredis in de gaten waren geplaatst, werden ze gevuld met kleigrond. Nu het ritueel was voltooid, wilde Avaredis terug naar huis en Hildigard bood Avaredis een stoffen zak met brood en schapenkaas aan, en zei dat ze nog genoeg graan over hadden van de oogst van vorig jaar en dat de schapen nog genoeg melk gaven. Avaredis accepteerde het geschenk en nadat ze afscheid hadden genomen van iedereen op de wier, verlieten Avaredis en Hravanid de wier, en liepen recht naar de grote wier van Harinck. Op en rond de wier werkten verschillende mensen, voortbouwend aan de wier, en greppels in de klei gravend om het regenwater beter af te voeren. Op het hoogste deel van de wier waren enkele mensen aan het bouwen, onder toezicht van een man in een gewaad.

De twee vrouwen klommen de wier op en hoefden niet om Harinck te vragen, omdat een van de mannen die aan het gebouw bouwde, hen zag en naar hen toe kwam. De man droeg duurdere kleding dan de anderen en zei op een autoritaire toon tegen Avaredis: "Ik ben Harinck, de eigenaar van deze wier, wat is uw zaak hier?" Terwijl hij dit zei, probeerde hij een imposante houding aan te nemen, maar het had geen effect op Avaredis, die eenvoudigweg antwoordde: “Je bezit niets, deze wier bestond al lang voordat je kwam, en mensen bezitten geen land, mensen kunnen alleen de vruchten ervan nemen en er een bestaan op bouwen. Het land is van de goden die het hebben gemaakt.” En daarmee was de toon gezet voor het gesprek, en dit zou geen vriendelijk gesprek zijn. Harinck wist heel goed dat hij voor een wijze vrouw stond, hij zag haar het ritueel doen op de wier van de buren, en de pastoor ook, want dit was de persoon die het gewaad droeg. Hij had zich omgedraaid om te kijken wie er was gekomen, en toen hij de wijze vrouw zag, trok hij een lelijk gezicht. Hravanid kon Harinck nauwelijks verstaan, omdat hij sprak met een zuidelijk dialect. De pastoor kwam naar hen toe, hield zijn gouden kruisbeeld in één hand en zei: "Dit is heilige grond waar je op staat, ga heen, aanbidders van demonen en de duivel." Met een schok dacht Hravanid opeens aan wat Avaredis haar had verteld over wat Woden haar had laten zien, daar bij het steengraf van de oude uitverkorene. Avaredis had een man beschreven in een gewaad met een gouden kruis in zijn hand, die gewapende mannen het bevel gaf om Avaredis te doden. Dit was die man, Hravanid wist het zeker. Maar hoewel Avaredis deze man ook zou moeten herkennen, was Avaredis helemaal niet onder de indruk en negeerde de pastoor, en begon met Harinck te praten, waardoor het hoofd van de pastoor rood werd van woede, en begon te bidden tot zijn god om een bliksemschicht naar deze duivelaanbidder te sturen. Avaredis zei kalm tegen Harinck: "Ik ben hierheen gekomen omdat ik had gehoord over je plannen om dijken en dammen te bouwen om te voorkomen dat het water de vlakten overstroomt. Ik vroeg me af waarom je zoveel moeite wilt doen in iets dat zinloos is, omdat je nooit in staat zult zijn om te voorkomen dat het water het land overstroomt." Harinck antwoordde: "het zal niet zinloos zijn, maar zal de zee van het land scheiden, waardoor de gewassen veel beter zullen gedijen, het zoute water buiten blijft, het land beter geschikt is voor meer gewassen om te groeien en het land veiliger maakt om op te leven. Wat is het nut voor de mensen hier om in de winter op een klein eiland in de zee te wonen, wanneer de overstromingen komen. Het is veel beter als alle mensen samenwerken om te voorkomen dat de zee het land overstroomt," en een breed gebaar makend met zijn arm, wijzend naar de kleivlakte, "alles wat elke winter met zout water overspoeld wordt, wordt verspild. De meeste gewassen die we in Flandria gewend zijn te verbouwen, zullen hier niet groeien. En de schapen doen het veel beter op grasland dat alleen wordt bevochtigd door regenwater. Trouwens, ik heb hier dijken gezien, de mensen hier weten ook hoe ze te bouwen, en dus ... " maar Avaredis onderbreekt hem door te zeggen: "de mensen hier hebben kleine dijken gemaakt zolang ze hier hebben gewoond, maar alleen lage dijken, waar het water in de winter overheen zal gaan, om de Ase Ertha te helpen nieuwe klei af te zetten, niet om het water weg te houden van het land. Wanneer mensen zouden voorkomen dat de zee over het land komt, zal het de Asen boos maken. We hebben altijd met de Asen samengewerkt, niet tegen hen gewerkt ...” En nu wordt Avaredis onderbroken door de pastoor, roepend "daar, je hebt het gezegd, samenwerkend met de duivel en zijn demonen! Je zult deze plek nu verlaten!” En zijn hoofd draaiend naar de mannen op de bouwplaats, zei hij, “pak je wapens en verdrijf ze!” Twee mannen keken alleen maar naar Harinck, duidelijk makend niet te willen handelen zonder zijn toestemming, maar een van de andere mannen gaat naar een hut, haalt er een zwaard uit en loopt naar Avaredis en Hravanid. Harinck ziet dit gebeuren en draait snel zijn hoofd, om naar de aangrenzende wier te kijken, waar Abbo het hele gebeuren gadeslaat, waardoor Harinck de man opdracht geeft zijn wapen neer te leggen en weer aan het werk te gaan, waarop Harinck een nijdige blik van de pastoor kreeg toegeworpen. Harinck is dan wel een christen, maar hij heeft nog steeds de kennis van de oude Germaanse wetten, en als de wijze vrouw hier werd gedood, zou hij verantwoordelijk worden gehouden en zou hij zijn leven verliezen. De oude wetten waren streng ten aanzien van heilige voorwerpen of mensen, wanneer ze werden beschadigd of gedood, werd degene die het deed of verantwoordelijk was ter dood gebracht. Hier, op de kleivlakten, en voor een deel meer landinwaarts, waren deze wetten nog steeds van kracht, en de meeste mensen hier leefden volgens deze wetten. Harinck had hier nog geen bondgenoten, behalve zijn neef Cammingh, die net was aangekomen op een wier meer naar het noordoosten. Hij kon nog niets riskeren.

Hravanid was behoorlijk bezorgd geweest toen zij zag dat de man een zwaard pakte, maar Avaredis was ijzig kalm gebleven als altijd, zonder enige angst te tonen. Hravanid vroeg zich af hoe Avaredis zo kalm kon blijven, maar toen besefte ze dat Avaredis haar dolk bij zich had, en ze was heel goed in staat die te gebruiken. Avaredis had Hravanid geleerd hoe zij een dolk moest gebruiken, en ze had gezien hoe snel Avaredis haar dolk kon trekken en in één vloeiende beweging ermee kon steken. Hravanid besefte dat Harinck dood zou zijn geweest voordat de man in haar buurt was gekomen, en dat die man waarschijnlijk ook zijn leven zou verliezen. Hravanid was niet zo goed met een dolk, ze was veel beter met pijl en boog.

"Dat was een verstandige beslissing", zei Avaredis, "je kent onze wetten, en jij, of je het nu leuk vindt of niet, moet ernaar leven." Toen keek Avaredis naar de pastoor en voegde eraan toe: "jullie allemaal." Avaredis keek weer naar Harinck en zei: "Maak de Asen niet vertoornd, de Asen van je voorouders, weet je nog?" Avaredis draaide zich om en verliet de wier, Hravanid volgend. Teruglopend naar de veenwildernis, zag Hravanid de bezorgde blik op het gezicht van Avaredis. Na een tijdje stilte zei Avaredis vervolgens "dat gebouw waar ze aan werkten, op de wier van Harinck, dat is hun christelijke plaats van aanbidding van hun god. Als hun religie eenmaal is gevestigd, lijkt het zich op een niet te stoppen manier te verspreiden. Ik had gehoopt dat het hier niet zou komen, hoewel het al vele honderden seizoenencirkels in de zuidelijke landen bestaat. De christelijke leiders zien ons als vijanden van hun god, die moeten worden uitgeroeid en al onze heilige plaatsen vernietigd. Onze oude manier van leven uitwisselen met hun manier van leven, indien nodig met geweld. Gebruikt door heersers om meer macht over de mensen te krijgen en de mensen hun persoonlijke vrijheid te ontzeggen. Hun heilige symbool, dat gouden kruis dat de voorganger droeg, is een oud Romeins martelwerktuig om mensen dood te martelen. Door zo’n heilig symbool te gebruiken, betekent dit dat dit christendom een doodscultus is. En ik zag de haat branden in de ogen van die pastoor." Avaredis had recht vooruit gekeken terwijl ze dit zei en toen stopte ze plotseling, zich naar Hravanid wendend, haar ogen op Hravanid’s ogen gefixeerd, zeggend "je weet dat ze ook achter mij aan komen, om me te doden, en om onze oude manier van leven te vernietigen. Als ze me vermoorden, zorg er dan voor dat je wegkomt en zorg ervoor dat gerechtigheid wordt gedaan volgens onze wetten. Maar nog belangrijker, wees de gekozen wijze vrouw die je voorbestemt bent om te zijn, gekozen door de Asen. Jij, Hravanid, hebt de toekomst van onze oude manier van leven in je handen. Als ik weg ben, ben jij de laatste die de oude kennis bezit, overgedragen van de ene wijze vrouw op de andere. De bewaker van de Ermenbeam, jouw Ermenbeam. Laat ze de Ermenbeam niet vernietigen, zoals ze in andere landen in het zuiden hebben gedaan, want als dat gebeurt, verliezen we het contact met Asgaard en kan alles verloren gaan.

Kom, laten we terug naar huis gaan, je hebt nog veel te leren." En de twee vrouwen liepen door naar de wachtende boot.