Hoofdstuk 8

 

 

Hravanid boomde haar bootje zachtjes over de Fluus rivier waarvan de zachte stroom haar verder naar het zuid-westen bracht, richting Starum. Ze had nog geen idee hoe ze de mensen moest bewegen om een leger te vormen, iets wat volgens haar eigen kennis nog nooit bestaan had in deze landen. Zouden de jonge mannen bereid zijn om te vechten. Zouden de ouderen met hun gezag wel toestemming geven om de jonge mannen te laten gaan? Wanneer een hele jonge generatie van een gemeenschap verdween, dan stond al gauw de toekomst van die gemeenschap op het spel. Al peinzend voer Hravanid verder, en merkte niet dat de stroming van de Fluus sterker werdt, en het landschap natter. En opeens valt haar op dat er vele slootjes te zien zijn, hier werdt het veen ontwaterd. En veel eerder dan verwacht ziet ze huizen opdoemen, en het geluid van hamers komt haar tegemoet. Terwijl ze het dorp binnenvaart ziet Hravanid dat de Fluus opeens een scherpe bocht naar rechts maakt, en ze boomd haar bootje naar de buitenkant van die bocht om het bootje op de kant te leggen. Een man en een vrouw zien Hravanid werken om haar bootje naar de kant te sturen, wat niet meevalt vanwege de stroom, en schieten te hulp. Ze waden een stukje in het water om dan de boorden van het bootje vast te pakken en daarmee het bootje naar de kant trekken. Hravanid springt nu ook uit het bootje en helpt mee om het bootje op de kant te trekken.

De vrouw zegt tegen Hravanid “welgemeende groeten, vrouwe, en welkom in Starum. Wat een grote wolfshond heeft u daar in uw boot.” Hravanid beantwoord de groet beleefd, en zegt “ dat is Woden, en een echte wolf, geen wolfshond. “ De vrouw kijkt schielijk naar Woden en deinst een paar passen achteruit. De man kijkt ook wat bedenkelijk naar Woden, maar ziet dat Woden rustig in de boot blijft zitten, en richt zijn aandacht dan op Hravanid. “ Komt u om te handelen, of heeft u andere redenen om ons met een bezoek te vereren?” zegt de man. Hravanid denkt even na, en besluit direct ter zake te komen, en zegt “ er is op de grote wier die nu Sneecka genoemd wordt, een vreemd leger geland. Dit leger staat onder bevel van koning Otto en vormd een gevaar voor de bewoners van deze landen. Dit leger zal gaan moorden en plunderen en uiteindelijk de macht van koning Otto hier in deze landen vestigen. Er moet een leger gevormd worden om de indringers te verjagen, en daarom ben ik hier. “ “ Ach, zo,” zegt de man, “ dat is een gewichtige zaak. Zal ik ons dorps hoofd inlichten dat u er bent en welke zaken u mede gebracht heeft. “ “ Gaarne”, zegt Hravanid, en ziet de man verder het dorp in lopen waar al een aantal nieuw gebouwde huizen staan. Hravanid kijkt verder om zich heen en ziet dat er meerdere huizen tegelijk gebouwd worden, en dat er zelfs houten planken over de natte grond gelegd zijn om over te lopen. Dan valt haar ook op dat de loop van de Fluus hier niet natuurlijk meer is, maar door de mensen wordt gelijd. De vrouw ziet de verbazing van Hravanid, en zegt “ we zijn het dorp weer aan het opbouwen, nadat de laatste storm het oude dorp heeft weggevaagd. Waar het oude dorp was, is de Flie veel breder geworden, en de stormvloed heeft vele huizen verwoest. Een huis werdt zelfs met een heel stuk land weggespoeld, een vrouw met twee kinderen nog in het huis. Ze zijn nooit meer terug gezien. En nu bouwen we Starum weer op, maar nu meer op betere stevige grond. We hebben de stroom geleid, en zullen de oevers ook gaan versterken zodat het water de oevers niet afkalfd. Ons dorpshoofd heeft zelfs plannen om een haven aan te leggen waar schepen kunnen aanleggen, want Starum zal een echte handelsplaats worden. Er ligt al een schip met hout en graan in de Flie dat uit de oostelijke landen komt, en als er een haven is, zullen er meer komen. “ De vrouw keuvelt maar door, totdat Hravanid Woden hoort grommen, en ze ziet twee gewapende mannen haar kant uit lopen, met de man die naar het dorpshoofd zou gaan daar achter. Wanneer de twee gewapende mannen tot op tien meter genaderd zijn, begint Woden luid te grommen, en laat zijn tanden zien. De mannen stoppen, en zeggen tegen Hravanid, “ U bent hier niet welkom als heiden, en al helemaal niet als u van plan bent om onze bondgenoot aan te vallen met een leger. Harinck is een bondgenoot van ons dorpshoofd en zal een goede handels relatie worden. Ga heen met uw duivelse ideeen, boosaardige helleveeg!” Hravanid realiseerd zich dat ook Starum nu een dorp met vele christenen is geworden, en gaat terug naar het bootje, duwd het terug het water in, en boomd verder met de stroom mee. De gewapende mannen lopen op de wal mee en houden haar in de gaten, totdat er een bocht naar links is waarna ze uitzicht heeft op open water wat verder op. Ze boomd verder en bereikt het open water van de Flie, en ziet veel meer water dan ze verwacht had. Van Avaredis had ze geleerd dat het mogelijk was om via Starum naar het westen te reizen, eerst door de Flie te waden, een ondiepe veenstroom, om daarna door de uitlopers van het grote creilerwoud verder te lopen tot in de veen moerassen, om uiteindelijk de zand duinen bij de grote zee te bereiken. Maar als hier het Creilerwoud had moeten beginnen, dan was er nu een groot stuk weggeslagen. Aan de overkant van het open water zag ze wel een bos, en tot haar grote schrik zag ze een eilandje van veen met enkele bomen erop langsdrijven. Was Nord dan nu al vertoornd dat de mens de natuur ging vormen? Hravanid zat verwonderd om haar heen te kijken, en zag ook het troebele water met de vele veenbrokken vermengd met plantaardig materiaal. Ze had eerst niet door hoe sterk de stroming was, en hoe diep de Flie hier ook al was. Ze probeerde met haar boom de boot de goede kant op te sturen, maar kon niet aan de bodem komen, en het bootje dreef stuurloos met de stroom mee. De wind kwam uit het westen, en duwde het bootje weer wat naar de kant, maar niet genoeg om haar naar ondieper water te blazen. Dan doemd er een landtong op voor haar, en met de boom probeerd Hravanid wat te peddelen om toch maar te proberen om de landtong te bereiken. Met veel moeite en een beetje hulp van de westen wind lukt het haar om de kant te breiken. Hravanid trekt het bootje op het droge en kijkt om zich heen. Ook hier weer boomstobbes, en ze hoort hamers, en gaat op het geluid af. Al snel bereikt ze de plek waar twee huizen worden gebouwd, en ze word begroet door de mensen die er aan het bouwen zijn. Ook nu weer mensen die uit Flandria komen, maar het zijn vriendelijke mensen. Ze vertellen Hravanid dat ze gehoord hadden van de vrije landen in het noorden, en waren hier gekomen met een schip. Op deze plek hadden ze een hinde zien lopen, en waren aan land gegaan om te jagen, en ontdekten de stevige bodem hier die geschikt was om op te bouwen.

Dit verhaal bracht Hravanid op het idee om ook op jacht te gaan, zij en Woden moesten toch ook eten. Er waren genoeg reeen om op te jagen, en er waren al genoeg eetbare wilde planten om te gebruiken bij het bereiden van het eten. Hravanid bracht de ree en de eetbare planten mee terug naar de plek waar de huizen gebouwd werden, en deelde de buit met de aanwezige mensen daar. Ook besloot Hravanid om daar de nacht door te brengen om de volgende dag weer verder te varen.

 

Nadat Willem van Kessel er een nacht over geslapen had, was hij weer bijgekomen van de nederlaag in het dorp warns, en had hij besloten om te beginnen met deze landen te veroveren. Zijn troepen hadden ook voedsel voorraden nodig, dus had Willem besloten om met de helft van zijn mannen met een schip naar de kleivlakten in het noordwesten te varen. Hij had vernomen dat de wieren daar een goede voorraad voedsel hadden.

Het was een beetje mistig op de marneslenk, maar door de westen wind was het water hoog genoeg om te kunnen varen, alhoewel er wel veel geroeid moest worden vanwege de tegenwind.

Juist op het moment dat Willem het sein wou geven om naar de wal te sturen om het schip te landen, kwam de roep vanaf de boeg dat er een bootje hun kant op kwam. Daarna de roep dat het een vrouw en een grote hond was, en willem beende naar voren om zelf te gaan zien wie het was. Tot zijn grote tevredenheid zag Willem dat het die wijze vrouw was met haar wolf, helemaal alleen en hulpeloos daar in dat bootje, en willem gaf het bevel om haar te doden, en diegene die Willem haar hoofd bracht, kon op extra soldij rekenen. Willem kreeg een tevreden uitdrukking op zijn gezicht, en was blij dat hij zo snel met dit gevaar kon afrekenen. Als de wijze vrouw dood was, dan zouden die heidenen al snel hun heidense geloof vaarwel zeggen, en het christendom aanvaarden, en lag de weg vrij om deze landen te claimen voor koning Otto.

 

Hravanid was de volgende ochtend weer met haar bootje verder gevaren, maar kon nu beter bij de wal blijven, en daardoor haar boom gebruiken om vooruit te komen. Soms moest ze om een groot brok veen heen manouvreren, wat soms lastig was omdat haar boom soms door het zachte veen heen prikte en ze zo niet af kon zetten. Langzaam maar zeker kwam ze bij de oude boorne, en ze hoopte dat de stroming niet te groot zou zijn, waardoor ze de Boorne niet op kon varen. Maar ze had geluk, er was geen stroming, en met de westen wind kon ze haar bootje de oude zeeslenk opsturen. Ze had het idee gekregen om naar de Kimswier te gaan, en als eerste de twee broers, grote Wird en Gerulf te vragen om mee te vechten tegen Willem zijn troepen. Ze was er vrij zeker van dat de broers mee zouden doen.

Hravanid begon zich af te vragen of ze al naar de kant moest varen omdat ze ver genoeg was, in de mist zag ze niet veel. Maar dan ziet ze opeens een grote donkere vlek opdoemen door de mist, welke al snel de vorm van een schip aanneemt. Ze hoort geroep vanaf het schip, en gewapende mannen die nieuwschierig naar haar kijken. Dan ziet ze een oude krijger met een malienkolder met een zwart kruis er op, en met een schok beseft Hravanid dat ze oog in oog staat met Willem en zijn soldaten! En ze kan geen kant op! Het schip komt maar langzaam dichterbij, er is nog kans om met haar pijl en boog zo veel mogelijk soldaten te doden. Ze pakt haar boog van haar rug, legt een pijl aan, en roept luidkeels “Tonger, sta mij bij in deze strijd!” Daar op schiet Hravanid haar eerste pijl weg. Vanaf het schip wordt geschreeuwd, en er is opeens veel beweging op het dek, en ze denkt dat ze het woord “ Dani” hoort roepen. Vol verbazing ziet ze dan dat het schip van haar wegdraaid en rechtsomkeert maakt, waarbij er driftig aan de riemen wordt getrokken. Dan hoort ze achter zich dat er op een grote hoorn geblazen wordt, en Hravanid kijkt om. Daar ziet ze tot haar verbazing een grote drakkar op haar af komen, die een beetje went, om dan langszij te komen waarop een van de Dani een stuk touw naar Hravanid toe werpt, die het handig opvangd, en zich daarmee tot tegen de Drakkar trekt. Tegelijkertijd wordt het zijl gestreken en stuurt het schip naar de wal. Wanneer het schip aan de wal loopt, laat Hravanid haar bootje ook aan de wal lopen, en springt uit de boot op de wal. Een Dani met een dure cape bijeen gehouden door een grote gouden fibula springt ook aan wal en begroet Hravanid met; “ Bij Thongr! Wat een moed en strijdlust om alleen een schip met soldaten van koning Otto aan te vallen! Zijn alle vrouwen in deze landen zoals uzelf, of bent u de moedigste van allen? “ Hravanid heeft moeite om het dialect van de Dani te verstaan, maar is blij dat ze Tonger hoort noemen, alhoewel de Dani het bijna als “ Thor” uitspreekt. De man draagt ook een zilveren hamer aan een zilveren ketting om de hals, het teken van Tonger. Deze Dani zijn nog geen christenen! Hravanid zegt dan “ ik weet zeker dat de vrouwen van de Dani ook niet zo gauw bang zijn, en ik ben blij dat jullie hier net op tijd verschenen. Ik had de strijd zeker verloren. “ De man stelt zich voor als Gjaldir Sigurdson, hoofdman van Pagefella in oost Anglia, aan de andere kant van de grote zee. Dan zegt Gjaldir “ Wij kwamen hier om te handelen, vooral in zout, en dat doen we al lange tijd. Maar wij hadden niet verwacht om hier soldaten van koning Otto te zien. Wat doen zij hier? “ Hravanid antwoord “zij zijn hier om deze landen te claimen voor hun koning Otto, en onze mensen te bekeren tot hun christelijke geloof. “ Gjaldir trekt een zwart gezicht, en zegt “ Dat kunnen we zeker niet gebruiken, mijn volk is volop aan het verhuizen naar Mark, en de tocht vanuit het zuiden naar Mark was tot nog toe veilig. Maar als het leger van koning Otto zich hier vestigd, dan beheersen zij ook alle kusten van deze landen. Wij konden hier altijd terecht bij slecht weer, en dat moet zo blijven.” Hravanid vult aan met “ en jullie zullen hier ook altijd welkom zijn, zoals dat altijd geweest is. Maar die soldaten hier zijn een probleem, en ik ben nu aan het rondreizen om een leger op te richten om de troepen van koning Otto te verslaan. “ Hravanid werpt een blik op de drakkar en de zeker vijftig mannen op het schip en op de wal, en vervolgt “ en wij kunnen een sterke bondgenoot als de Dani goed gebruiken! Zijn jullie berijd om ons te helpen om de vreemde troepen te bestrijden? “ Gjaldir hoeft daar niet lang over na te denken, en antwoord “ wel zeker zijn wij berijd om mee te helpen, nietwaar mannen?” De andere Dani zijn het grondig met hun hoofdman eens, die nog opmerkt dat oost Anglia nu wel leeg geplunderd is en dat de mannen wel weer eens een plundertocht willen meemaken.

 

 

Willem zag de wijze vrouw een pijl op haar boog aanleggen en riep “ Dekking!”. Daar zoefde de pijl al over hun hoofden heen, maar wat was dat voor donkere vlek in de mist? “Een schip” werd er geroepen, gevolgd door “een drakkar!” en “ de Dani!” Willem zag het nu ook en bulderde “ rechtsomkeerd, terug naar Sneecka!” Terwijl het schip begon te wenden hoorde Willem de hoorn, en hij wist dat de Dani op die manier contact met meerdere schepen hielden in de mist, er was dus een hele vloot! En Sneecka was onvoorbereid op plunderende Dani! Willem was op slag chagrijnig, hier had hij niet op gerekend. De wijze vrouw was onbelangrijk nu, de verdediging van Sneecka was belangrijker! Het schip was nu omgekeerd, en Willem keek achterom. Hij zag dat de drakkar langszij het bootje kwam, en dat het op een sleep werd meegenomen, dan wend de drakkar zich naar de wal, tot verwondering van Willem. Dan ziet hij de drakkar aan de wal lopen, en verdwijnt het in de mist. Willem hoopt dat er nu wat meer tijd is om op Sneecka te komen en de verdediging op te zetten. Hij begint al bevelen te geven aan zijn manschappen, zodat ze precies weten wat ze moeten doen als ze aankomen.

Eenmaal op de wier aangekomen is het direkt een drukte van soldaten die de verdediging gaan opzetten. Grote vaten worden opgezocht, en Willem brult “waar is de olie?” om dan te beseffen dat er op de wier geen olie is. “Vul de lege vaten dan maar met water en zet ze hoog op de wier!” Willem’s plan is om de zware vaten vanaf de hoogte op de wier naar beneden te rollen wanneer de Dani aan komen stormen. Verder komen er boogschutters op de daken, en iedereen die een wapen kan hanteren, krijgt er een.

Dan komt Diederik naar willem en vraagt met een ongeruste blik “ zijn het echt de Dani die komen plunderen?” Willem antwoord een beetje kribbig met “Als dat gouden kruis om je hals je heilig is, dan zou ik het maar vast gaan begraven, want die heidense Dani hakken eerst jouw kop er af, dan halen ze die ketting van je bloederige nek.” en willem beend verder. Vanuit een ooghoek ziet hij de vrouw van Harinck naar het kerk gebouw snellen, maar hij slaat er geen acht op. Willem maakt een ronde over de wier, hier en daar wat aanwijzingen gevend, maar uiteindelijk is hij tevreden. Hij kijkt uit over de kleivlakte naar het noord-westen, maar ziet geen grote horde Dani komen. De mist is wat opgetrokken en er is meer zicht, maar er is geen vijand te bekennen. De hele dag en nacht blijft iedereen waakzaam, maar de Dani komen niet.

 

 

De Dani met Hravanid komen aan op de Kimswier, waar ze hartelijk begroet worden door grote Wird en Gerulf, waarbij Wird Gjaldir een vriendschappelijke klap op de schouder geeft, wat voor Gjaldir meer een dreun is dan een schouderklopje, en zijn knieen knikken, maar hij blijft staan. “Zout?” zegt Gerulf verwachtingsvol, en Gjaldir knikt, waarna hij een woord zegt dat Gerulf niet verstaat. Gjaldir denkt even na hoe de mensen in Anglia het ook al weer noemen, en zegt dan “cyse”. Daarop zegt Gerulf, “aah, tzise” en gaat dan een tonnetje zout en een paar hompen kaas halen. Er wordt gelijk gehandelt, waarna er tijd is om te praten. Hravanid verteld de beide broers over de troepen van Willem en dat ze een leger nodig hebben om de troepen te verslaan, samen met de Dani. Wird oppert om gelijk maar te gaan, want hij en zijn broer, tezamen met de Dani, kunnen die soldaten wel aan. Hravanid overtuigd de twee broers dan dat het toch beter is wanneer er meerdere mensen mee doen. Ze is blij dat er een begin is met het leger, en ze gaat verder naar de wier van Truthilde, samen met Gjaldir en een paar van zijn mannen. De grootste groep Dani gaat terug naar de drakkar om het zout en de kazen aan boord te brengen.

Wanneer het kleine groepje aankomt op de wier, worden ze verwelkomd door Baaie, de man van Truthilde. Baaie zegt verbaasd tegen Hravanid; ”sinds wanneer reis jij met de Dani handelaren?” “Sinds dat wij een leger nodig hebben om de indringers te verslaan,“ antwoord Hravanid, en legt verder uit wat er is gebeurd en dat ze langs de wieren gaat om een leger op te zetten. Truthilde komt er nu ook bij staan, en haar eerste vraag is, “heb je wel aan de komende zaaitijd gedacht? En dat er doden kunnen vallen? Als een boer van een kleine wier meegaat in het leger, en gedood wordt, hoe moet het gezin dat achterblijft in leven blijven?” Hravanid had hier ook al aan gedacht, en zegt “ik ga ook alleen langs de grote wieren, waar dit een minder groot probleem kan zijn.” “zoals onze wier,” vult Truthilde aan. Hravanid wend haar blik naar beneden, en zoekt in haar hoofd naar een antwoord. Ze weet heel goed wat Truthilde bedoeld, deze wier is een grotere, waar meerdere gezinnen op leven. Als alle strijdbare mensen van deze wier mee ten strijde zouden gaan, en zij worden alle gedood, dan wordt het voor de achterblijvers bijna onmogelijk om hier te overleven. Baaie en Truthilde hebben al redelijk volwassen kinderen, maar de andere gezinnen zijn jonger. Maar Hravanid is vastbesloten om Willem en zijn soldaten te bestrijden, en zegt resoluut, “we zullen offers moeten brengen om dit land te verdedigen tegen vreemde legers.” Gjaldir vult aan met “dat leger van Otto zal blijven plunderen om zichzelf te voeden, ze zullen de ene na de andere wier plunderen, daar zullen ook slachtoffers bij vallen. Daarna, wanneer ze deze landen volledig overheersen, zullen ze altijd offers vragen van de mensen hier, dan werken jullie voor het leger van koning Otto.” Datgene wat Gjaldir zei heeft een effect op Truthilde, die fel antwoord met, “wij werken niet voor een vreemde koning, dit is ons land, wij werken voor onszelf! Ik ga mee in jouw leger Hravanid, ik ben liever dood dan slaaf!” En Truthilde’s ogen zijn fel wanneer ze dit zegd. “En ik ben een goed boogschutter, en zo ook mijn zoon, als die mee wil.” vult Truthilde aan. Zo wordt het beslist.

 

Die nacht slaapt Hravanid aan boord van de drakkar, en Woden op de wal. Er zijn wachten opgesteld voor de zekerhijd. Niet dat Gjaldir een aanval van Willem verwacht, maar er is een vijand die toch zou kunnen komen, en Gjaldir houd niet van verrassingen. Hravanid heeft met Gjaldir afgesproken dat ze gezamenlijk met de drakkar langs de wieren gaan, maar vanwege Woden, die natuurlijk niet mee wil op de drakkar, gaat Hravanid met Woden in haar bootje op sleeptouw achter de drakkar. Ze zullen eigenlijk alleen door de geulen varen, en veel golfslag is er niet.

Op die manier komen ze aan op Wynalds wier, een van de grotere op een oude oeverwal met verderop die oeverwal nog meer wieren. De Dani laten hun drakkar aan wal lopen naast de oude drakkar van de bewoners van deze wier. Deze wier en oeverwal is al flink volgebouwd, en er wonen meerdere gezinnen. Naast boeren wonen hier ook ambachtslieden, een gewone smid, en een goudsmit. De goudsmit is verheugd bij het zien van de Dani, die altijd wel wat buit van hun plundertochten meebrengen. En wanneer de goudsmit de grote gouden fibula ziet van Gjaldir, nodigd deze Gjaldir uit om mee te komen naar zijn smidse, om die fibula te ruilen voor een veel modernere mantelspeld. Hravanid zoekt Alfrad op bij zijn langhuis die Hravanid vriendelijk begroet, en vraagd waaraan hij de eer te danken heeft voor een bezoek van de wijze vrouw. Hravanid legt de situatie uit en wat ze van plan is, en Alfrad stelt direkt voor om mee te doen, en dat ze ook de oude drakkar gaan gebruiken om de mensen van Hravanid’s leger mee te vervoeren. Gjaldir, nu met moderne mantelspeld, komt er bij staan, en verneemt tot tevredenhijd dat Hravanid’s leger alweer gegroeid is, en nu met een drakkar uitgerust is. Gjaldir zegt dan; ”Ik denk dat het wel goed komt met het leger van jullie, maar wat gebeurd er later, wanneer de strijd gestreden is. Gaat dan iedereen weer naar huis, denkend dat het gevaar weg is? Er kan weer een ander leger deze kant opgestuurd worden, en dan begint alles weer opnieuw. Wordt het niet eens tijd voor een sterke leider, die de bewoners van de kleivlakten kan samensmeden tot een echt volk. Een leider die de organisatie van het verdedigen van het land op zich neemt, zoals jij nu doet” en Gjaldir wijst op Hravanid. Alfrad zegt dan; “wij hebben nooit een leider gehad, alleen een wijze vrouw, en die ziet er alleen maar op toe dat we ons verleden niet vergeten, en hoe we met de Asen omgaan. Wij zijn een vrij volk, en leven in een vrij land. En wij nemen alle belangrijke beslissingen gezamenlijk bij de thing. Wij willen geen sterke leider die in zijn eentje beslissingen neemt die iedereen aangaan. En een leider die een leger nodig heeft, zal dan al onze zonen nodig hebben voor dat leger. Dat kunnen we ons niet veroorloven.” Gjaldir werpt een blik over de oeverwal en de kleivlakten, en begrijpt het probleem. De Dani zijn met veel meer, hebben zelfs hele gebieden bezet in de landen aan de andere kant van de grote zee. Voor hun is het niet moeilijk om een hele vloot van drakkars te bemannen en strijd te leveren. Maar voor de mensen die hier een zwaar bestaan hebben, is oorlog voeren niet te doen. Gjaldir zegt dan; “ja, dat is waar. Waar wij vandaan komen is het bestaan niet zo zwaar, en ons volk heeft al lange tijd kunnen groeien. Dat is hier wel anders.”

Dan wordt de oude drakkar klaar gemaakt voor de reis, en bevoorraad, en wordt er vertrokken om meer mensen te vragen om mee te gaan.

Na een reis langs vele wieren, zijn er genoeg mensen die mee gaan, en wordt er teruggevaren naar de oude Boorne slenk, om de twee broers van de Kimswier op te halen, en Truthilde en haar zoon. Nu is het leger voltallig, en een boodschapper wordt er op uit gestuurd om de mensen van Warns op te roepen om te komen.

 

In Warns gaan de voorberijdingen door, en er wordt geoefend in het vechten tegen een leger. Dowe krijgt ook les in zwaardvechten, en wordt Ago’ s meest fanatieke leerling. Er brand het vuur van wraak in hem, en hij droomt er al van dat hij het is die Willem gaat doden in een gevecht. Maar er groeit ook een vriendschap tussen de oude krijger Ago en de jonge boerenzoon, die in Ago niet alleen een mentor, maar ook een rolmodel ziet. Ago is geen domme zwaardvechter, hij is ook zeer wijs, en ook daar leert Dowe van. Ago leert Dowe bijvoorbeeld dat je gebruik moet maken van de zwakke plekken van de tegenstander, de vijand verrassen, ook al is het door je hele lichaam tegen de tegenstander te gooien. Het kan de strijd uiteindelijk beslissen.

Dan komt er een boodschapper met de mededeling dat Hravanid een leger gevormd heeft en dat het leger klaar is voor de strijd. En dat er een troep van Dani mee helpt in de strijd.

 

 

Dan is de grote dag aangebroken. De twee drakkars zijn gevuld met een klein leger, en een boodschapper is naar Warns gestuurd om de mensen daar op te roepen om nu ook te komen. De twee drakkars zeilen met een gunstige wind door de grote slenk, totdat het te ondiep wordt, en de drakkars verlaten worden. Het zijn een kleine honderd mensen, Dani en bewoners van de kleivlakten die in de richting van Sneecka lopen. Het leger loopt tot op een paar honderd passen van de wier, en stopt dan. Ze willen wachten op de mensen van Warns, die niet lang daarna verschijnen. Ago loopt voorop, met naast hem Dowe, gewapend met een zwaard. De groep uit warns voegt zich bij de rest, en zijn verwonderd om de Dani in volle wapen uitrusting te zien, maar het geeft hen ook een goed gevoel. Ook in Warns zijn de daden van de Dani bekend.

Ago, Gjaldir, en Hravanid komen bijelkaar om de tactiek te bespreken. Er wordt gekozen voor een frontale aanval, met de boogschutters vooruit geschoven. De boogschutters van Hravanid’s leger zullen de boogschutters die Willem op de daken gepost heeft uitschakelen. Dan gaat iedereen klaar staan voor het sein van de aanval.

 

Willem werd wreed uit zijn overpeinzingen gehaald door een soldaat die meld dat een klein leger in aantocht is, met Dani. Willem snelt naar buiten om het met eigen ogen te zien, en geeft direkt bevel om alle posities in te nemen. Hij blijft de groep observeren, en teld minstens vijftig Dani in volle wapen uitrusting. Daarnaast teld hij ongeveer vijftig mensen die er uit zien als gewone boeren van de kleivlakten, maar twee van hen vallen direkt op. Twee reusachtige kerels met grote slagzwaarden, groter dan hij ooit eerder gezien heeft. Maar Willem ziet de Bodenen nog niet, en hoopt stilletjes dat die zich niet laten zien. Tot zover schat Willem zijn kansen om de strijd te winnen nog hoog in. Zijn troepen zijn ervaren en getraint, deze boeren zijn dat niet. Alleen de Dani zijn geduchte krijgers, en daar zullen zijn soldaten zich vooral op moeten richten. Dan hoort Willem nerveus geroep van zijn soldaten, en geergert kijkt Willem naar wat dit veroorzaakt, en ziet dan de Bodenen aan komen lopen. Zijn mannen beginnen nu nerveus te worden, en willem bulderd dat iedereen op zijn post moet blijven en moed moet houden, dit is geen moment voor zwakte! Willem ziet de oude krijger voorop lopen, met naast de krijger een jonge knaap, met daarachter mannen en vrouwen, gewapend met maar een aantal zwaarden, maar ook met dorsvlegels, messen en knuppels. Eigenlijk ziet het legertje van die Bodenen er maar wat armoedig uit, en in andere omstandigheden had Willem gelachen om wat hij zag. Maar hij heeft een aantal dagen eerder kennis gemaakt met deze Bodenen, en het was hem bijna noodlottig geworden. In zijn hoofd hoort Willem weer de woorden van die oude krijger; “het zwaard der Bodenen zal je ondergang worden”. Een koude rilling loopt over de rug van Willem, en plotseling is hij er niet meer zo zeker van dat hij dit gevecht zal overleven.

Het is voorjaar, en het is buiig weer geweest, en ook nu komen er donkere wolken vanuit het westen aan drijven. Het rommelde al een beetje in de lucht. Willem ziet de oude krijger, de hoofdman van de Dani, en de wijze vrouw beraadslagen, en dan hun posities innemen. Willem verwacht dat de aanval nu gaat komen, maar dan opeens een felle flits en een harde donderklap, en veel geschreeuw vanaf de wier. Willem draaid zich met een ruk om, en ziet dat een van de huizen op de wier getroffen is door de bliksem, en het rieten dak heeft vlam gevat. De boogschutters op de daken maken aanstalten om naar beneden te komen, maar willem brult dat diegene die van de daken komt, zijn kop zal verliezen, en de schutters blijven angstig op hun plek.

Het leger van aanvallers zag de blikseminslag, en een luid gejuig kwam uit vele kelen, gevolgd door het luid scanderen van de naam Tonger, waarbij de Dani luid met hun bijlen op de schilden slaan. Dan ziet Willem de oude krijger zijn zwaard uit de schede halen, en wijst dan met het zwaard naar Willem. Willem doet hetzelfde, en wijst met zijn zwaard naar de oude krijger, ten teken dat deze twee alleen met elkaar zullen vechten. Dan komt het sein van de aanval. Hravanid hoeft niet ver naar voren te lopen, met haar boog heeft ze een heel groot berijk. Met twee pijlen tegelijk schiet ze in een keer twee schutters van een dak. Truthilde en haar zoon moeten wat verder lopen, om dan ook elk een schutter van een dak te schieten. De hele meute komt nu luid brullend naar de wier toe rennen, met grote Wird en Gerulf voorop. Vaten met water worden bij de wier naar beneden gerold, maar Wird en Gerulf pakken elk een vat, tillen het tot hoog boven hun hoofd, en komen daarmee luid brullend boven aan de wier, waarna ze hun vaten naar Willems soldaten gooien, die in paniek een goed heenkomen zoeken. Maar de twee reuzen zijn nu goed op dreef, wild zwaaiend met hun enorme zwaarden hakken ze zich een baan door de troepen van Willem, hoofden en ledematen worden afgehakt, en de twee vormen een levende stormram doorheen de troepen. Daarachter komen de warnsers en de overige mensen van het leger, en niemand word gespaard. De Dani zoeken hun eigen weg doorheen Willems troepen, en hun bijlen flitsen door de lucht met grote snelhijd en preciesie. De chaos is compleet, en Willems troepen raken in paniek. Sommigen vechten met de moed der wanhoop, anderen proberen al weg te komen met hun gezicht vertrokken van angst. Dit is iets wat ze nog nooit hebben meegemaakt. Het duurd niet lang voordat er van Willem’s troepen niet veel meer over is.

Hravanid blijft haar afstand houden, zij is niet goed in een lijf tegen lijf gevecht, en schiet met haar pijlen ook de een na de andere soldaat neer. Woden was weggelopen na de donderklap en het gebrul van de vele mensen. Maar hij bleef toch in de buurt, en hield zijn oog op Hravanid. Dan ziet Woden een man van de wier weg sluipen in de richting van Hravanid, die druk is met schieten, en niks in de gaten heeft. Woden komt in aktie, en rend op volle snelhijd naar de man die al dicht bij Hravanid is. Het laatste wat de soldaat ziet zijn de blikkerende tanden in de muil van Woden, die dan de keel van de soldaat weg bijt. Hravanid schrikt hiervan, en kijkt nu om haar heen, realiserend dat ze niet goed aan het opletten was. Ze zegt “dank je Woden, die zag ik niet aan komen.” Ze merkt nu ook dat ze nog maar een pijl in haar koker heeft, en stopt met schieten. Voor zover ze kan zien is de strijd ook al bijna over. Ze loopt nu naar de wier, en ziet in de buurt van het kerk gebouw dat Willem en Ago nog altijd in gevecht zijn.

 

Nadat Ago het signaal van de aanval gegeven heeft, rent hij eerst nog mee met de meute, om dan verder te lopen, zodat de meute hem voorbij gaat. Ago loopt nu recht op Willem af, die op de wier staat te wachten. Bijde oude krijgers hebben nu geen oog meer voor de strijd om hen heen, ze observeren elkaar, hopend op een opening om de eerste slag toe te dienen. Dan denkt Ago dat hij ziet dat Willem even afgelijd is, en hij heft zijn zwaard, en roept zijn strijdkreet “Woden!”, Maar Willem pareert de slag, en probeerd van het momentum gebruik te maken om terug te slaan, wat Ago weer pareerd. De twee mannen weten nu zeker dat ze gelijk zijn in dit gevecht. De zwaarden zoeven door de lucht, het geluid van staal tegen staal vult de lucht, en al snel zijn beide mannen aan het hijgen van de inspanning. Langzaam maar zeker komen ze in de buurt van de kerk, en wat ze beiden niet weten, is dat Diederik ze gade slaat vanuit het gebouw, kijkend door de kieren van de planken muur. Willem en Ago worden moe, maar geven niet op. Dan opeens ziet willem een kans, en treft Ago met een slag van zijn zwaard, waardoor Ago uit balans komt. Direkt daarna steekt Willem zijn zwaard in het lichaam van Ago, die zwaargewond neervalt. Ook Willem kan van de inspanning nog maar nauwelijks op zijn benen staan, maar juicht van binnen dat hij het gevecht gewonnen heeft. Hij ziet dan het zwaard van Ago liggen, het zwaard der Bodenen, en bukt zich om het op te rapen. Dowe, die dit laatste deel van het gevecht had gezien, zag tot zijn grote verdriet zijn mentor neer gaan, en ziet dan Willem zich bukken om het zwaard op te rapen. Dowe denkt niet meer na, rent op volle snelhijd naar willem, en werpt zijn hele lichaam tegen de gebukte Willem, die hierdoor valt. Bliksemsnel raapt Dowe nu het zwaad van Ago op, heft het hoog om de kop van Willem af te hakken.Willem ligt doodmoe op de grond, kan zich nauwelijks nog bewegen, en ziet tot zijn grote schrik het zwaard der bodenen naar beneden komen, en dan gaat Willems licht uit.

Dowe staat daar, met het bloederige zwaard in zijn handen, en hoort dan een zwakke stem zijn naam noemen. Dowe kijkt naar Ago, die de ogen open heeft, en naar Dowe kijkt, en zegt “Dowe…...ik zal…...er voor zorgen…...dat jij een………..ere plek krijgt…….aan de tafel der……..Bodenen…..in …..Walhalla.” Dan sluit Ago de ogen en is dood. Dowe staat daar met tranen in zijn ogen. Zijn mentor en zijn grote voorbeeld is dood. Plotseling vliegt de deur van het kerk gebouw open, en rent Diederik met een mes in zijn hand naar Dowe, pakt hem van achter beet en zet Dowe het mes op de keel. Hravanid die ook in de buurt was, was teveel afgelijd door Ago’ s dood, dat ze niet op tijd kon reageren, en moest lijdzaam toezien hoe Diederik Dowe in gijzeling nam. Diederik kraaid uit “laat mij gaan met de jongen, anders snijd ik zijn keel door! Laat mij wegkomen!” en Diederik schuivelt al naar achter. Hravanid is snel weer bij haar positieven, pakt haar laatste pijl uit haar koker, legt aan en richt de pijl recht op het hoofd van Dowe, die dezelfde lengte heeft als Diederik, zodat Diederik zich kan verschuilen achter het hoofd van Dowe. Dowe ziet dit gebeuren, en ziet ook de ijskoude ogen van Hravanid, die zegt “Ik zal wraak nemen voor Avaredis.” Voorzichtig glurend voorbij het hoofd van Dowe ziet Diederik nu ook de ijskoude ogen van Hravanid, en het zweet breekt hem uit. Diederik roept “Ga weg, helleveeg, je wilt deze jongen toch niet dood?” Diederik schuivelt nog wat verder naar achter, maar struikelt half, waardoor hij instinctief naar beneden kijkt, en daardoor met zijn hoofd de dekking verliest. Dat is het moment dat Hravanid de pijl weg schiet, en de pijl doorboord het hoofd van Diederik, die direkt dood neervalt. Dowe slaakt een diepe zucht, en zakt door zijn knieen. Hravanid kijkt nog even met een koude blik neer op het dode lichaam van Diederik, om dan naar rechts te kijken. Ze weet niet waarom ze in die richting wil kijken, maar doet het instinctief. Dan ziet ze daar een man staan, een oude man, met een verweerde cape en een staf. En met maar een oog. “Woden” murmelt ze, en ziet een glimlach op het gezicht van Woden, die daarna goedkeurend naar haar knikt. Het volgende moment is Woden weer weg. Er is rumoer naast haar, en daar komen grote Wird en Gerulf aan met stukken brandend hout. Gerulf roept uit “ha! dat kreng is dood,” wijzend op Diederik, “en nu de brand er in!” En de beide broers steken het houten kerk gebouw in brand.

Dan komt Gjaldir met een tegenstribbelende Harinck naar Hravanid toe lopen, gooit Harinck voor haar voeten en zegt, “en wat doen we met dit zielig hoopje? Hij had zich verstopt onder de rokken van zijn vrouw!” Harinck smeekt Hravanid om genade, en zegt dat hij niks te maken heeft met de dood van de wijze vrouw, het is allemaal Diederik’s schuld. Wird en Gerulf komen er ook bij staan, en Wird zegt “zullen we dat ventje even de nek omdraaien?” Maar Hravanid zegt “nee, hij heeft zijn les geleerd, hij weet nu dat hij volgens onze wetten en regels moet leven. Of niet, Harinck?” en Hravanid kijkt hem doordringend aan. Harinck zegt dan “ja, ja, natuurlijk, ik zal volgens de oude wetten leven, ik zweer het!” Dan zegt Hravanid tegen Harinck dat hij kan gaan, en Harinck maakt zich uit de voeten. Nu komt de wijze vrouw weer bij Hravanid naar boven, en ze gaat naar Dowe om te kijken hoe het met hem gaat. Dan gaat ze op zoek naar gewonden om hen te helpen, en gaandeweg komt ze te weten dat er van haar leger maar een paar doden zijn te betreuren, maar van de troepen van Willem is niemand meer over. Een aantal van Harinck’s mannen zijn ook gesneuvelt, maar de rest is in leven gelaten, het waren ook geen soldaten.

 

Ago wordt begraven voor het huis van Wick, en Dowe legt het zwaard der Bodenen op het lichaam van Ago voordat het graf dichtgegooid wordt. Hravanid zegt zachtjes tegen Wick “de laatste der Bodenen is er niet meer.” Waarop Wick zegt “nog niet de laatste” Hravanid kijkt verbaasd om naar Wick, die dan zegt “er groeit een kleine Bodene in mijn buik, een Friis. Het volk der Frisi zal ook voortleven, hier in deze landen.”

 

 

Meer dan duizend jaar later staan een man uit Friesland en een vrouw uit East-Anglia in de Gaasterlandse bossen naar een machtige oude eik te kijken, waarop de man zegt “dit is de oude ermenbeam van Hravanid.”

 

Age Bodena

Maak jouw eigen website met JouwWeb